toon menu
sluiten
zoek
Juryrapport 2017

Lid zijn van de jury van de Jan Hanlo Essayprijs Groot is een geheim genoegen. Het is een genoegen omdat er jaarlijks zo veel goede essayistische boeken verschijnen, of die nu bovenal literair, verhalend of filosofisch zijn.

— Jan Hanlo Essayprijs Groot 2017  

Lid zijn van de jury van de Jan Hanlo Essayprijs Groot is een geheim genoegen. Het is een genoegen omdat er jaarlijks zo veel goede essayistische boeken verschijnen, of die nu bovenal literair, verhalend of filosofisch zijn. Het genoegen is een beetje geheim, omdat een behoorlijk deel van die boeken maar mager aandacht krijgt van de literaire kritiek. Die beperkte aandacht wringt, omdat het essay ook in Nederland een springlevend genre is, waar zich ook de nodige jonge auteurs aan wagen. Hierdoor kan het zo zijn dat een hoogleraar neerlandistiek bij het speculeren over wie de P.C. Hooftprijs voor het essay verdient doodleuk kan zeggen dat het beschouwend proza in Nederland ‘zo’n beetje dood’ is. Ze zou een keer zitting in de jury van de Jan Hanlo Prijs moeten nemen...

Ook dit jaar constateert de jury – Marleen Rensen, Roos van Rijswijk, Stephan Sanders en ikzelf – dat naast het schrijven van klassieke essays, beschouwingen over kunst, literatuur, politiek of een filosofisch thema, volop wordt ‘geprobeerd’, in de geest van het woord ‘essay’, dat van ‘essayer’, proberen stamt. In veel van de boeken die wij lazen werden de grenzen opgerekt tussen verhaal en essay, tussen memoir en essay, tussen journalistiek en essay. De mengvormen die zo ontstaan, bevestigen het hybride genre dat het essay sinds Montaigne is en maken dat het denken soepel hand in hand gaat met speelsheid en een persoonlijke inzet. 

De jury las zo’n vijftig essayboeken en –bundels die in 2015 en 2016 verschenen. Ze nomineerde de volgende vijf boeken:


In stilte. Een filosofie van de afzondering van Jan-Hendrik Bakker 

Bakker schrijft in een heldere taal, toegankelijk en zonder enige bombast, over grote filosofische thema’s als autonomie, authenticiteit en verbinding met de wereld. Daarbij buigt hij zich evenzeer over actuele problematiek als hyperindividualisme, consumentisme, economische verspilling, de oprukkende digitalisering en vervreemding. Zijn invalshoek is eigenzinnig en overtuigend: hij gebruikt het werk van klassieke kluizenaar-filosofen als Nietzsche, Kierkegaard en Thoreau, mannen die de stilte zochten, om iets te zeggen over hoe we ons nu tot de maatschappij kunnen verhouden. Juist in de afzondering kunnen we allicht beter bijdragen aan de samenleving. In stilte heeft iets weg van ouderwetse maatschappijkritiek, behalve dat Bakker nergens moraliserend is en eerder nuchter een vorm van verstild schrijven beoefent.


Kind van de verzorgingsstaat van Rob van Essen 

Van Essen geeft in zijn boek, dat een mengeling is van autobiografie en beschouwing, een prachtig beeld van de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat waarin hij als kind en jongvolwassene werd gevormd. In mooie zinnen en met scherp gekozen beelden en anekdotes roept hij een jeugd op waarin de nieuwbouwwijk, links zijn en uitkeringen net zo vanzelfsprekend zijn als het Hollandse weer. Het is nu bon ton om nostalgisch te zijn over de verzorgingsstaat – Van Essen laat zien dat er toch echt de nodige kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Het knappe is dat hij niet alleen de valkuil van de nostalgie, maar ook die van de makkelijke spot weet te omzeilen. Hij schrijft over zijn eigen jeugd, maar weet toch met intelligente humor een zekere afstand tot zichzelf te bewaren, waardoor het is alsof hij zijn eigen leven vooral als illustratie van een tijd gebruikt.


Het gelukkige schrijven van Kees ’t Hart

Het gelukkige schrijven is een vlammend en bevlogen boek dat niet alleen over gelukkig schrijven gaat, over schrijven waar, om met ’t Hart te spreken, geen speld tussen is te krijgen, het is ook een boek dat de lezer gelukkig maakt – en vaak aan het lachen. Van

Robert Walser tot Mark Twain, van de onbekende Enno Develing tot de overbekende Franz Kafka – ’t Hart vindt het gelukkige schrijven, dat wil zeggen het volstrekt eigengereide, het niet-reflecterende maar levende, het doelloze maar daardoor zo doeltreffende schrijven op vermoede en onvermoede plaatsen. Hij heeft een voorkeur voor veelschrijvers en betoont zichzelf een hartstochtelijke veellezer. Het gelukkige schrijven is ook een programmatisch boek over hoe je literatuur zou moeten schrijven, lezen en bestuderen. Het ongenuanceerde lef dat daaruit spreekt, is net zo aanstekelijk als ’t Harts enthousiasme.


De nimf en de bunny van Merlijn Schoonenboom

De nimf en de bunny is reisverhaal, kunsthistorische zoektocht en essay in een. Schoonenboom volgt het schilderij Nymphes et satyre van de Franse schilder William- Adolphe Bouguereau van Wenen naar Parijs naar New York naar Amsterdam en combineert zijn verhaal, dat leest als een detective, met een onnadrukkelijke beschouwing over smaak. Hoe kan een kunstwerk dat tot een hoogtepunt van de academische schilderkunst werd gerekend niet veel later te boek staan als kitsch en via de omweg van Amerika toch weer kunst met een knipoog worden? Het schilderij van Bouguereau werkt als een treffend gekozen casestudy om het raadselachtige fenomeen van smaakverandering te verhelderen. En passsant weet Schoonenboom de geschiedenis van het schilderij te verbinden met bredere ontwikkelingen in kunst en samenleving, zoals het veranderende vrouwbeeld. Schoonenboom schrijft meeslepend en aangenaam persoonlijk, waardoor zijn obsessie die van de lezer wordt. 


Winterse buien van Sana Valiulina

Het heeft iets verleidelijks om op Winterse buien het cliché ‘on-Nederlands goed’ te plakken, behalve dat het boek nu ook juist echt Nederlands is. Dat zit hem niet alleen in het prachtige muzikale Nederlands waarin het geschreven is, of in de even actuele als ironische ondertitel ‘of ben ik wel geïntegreerd genoeg?’, maar vooral ook in de thematiek. Die draait, zou je kunnen zeggen, om culturele identiteit, de Nederlandse en de Russische en Estse, maar dan vooral met de notie dat het denken in nationale culturele identiteiten benauwend is, en zij zich het liefst verhoudt tot een veel breder panorama. Die reflecties over culturele identiteit zijn hoe dan ook verrassend, en geschreven vanuit een perspectief dat we niet zo goed kennen. Valiulina schrijft op een brede en meeslepende toon, ze is ernstig en lichtvoetig tegelijk, paart intimiteit aan gezag. Winterse buien is zowel stilistisch als inhoudelijk een buitengewoon rijk boek. 


De jury vond het niet eenvoudig om uit deze vijf uitstekende essayboeken een winnaar te kiezen, vooral ook omdat ze allemaal op hun eigen manier uitzonderlijk zijn en zich elk voor zich op een eigenzinnige manier tot het genre verhouden. We hebben uiteindelijk vol overtuiging gekozen voor de thematische breedte, voor de stilistische brille en voor de soms genadeloze spiegel die ons, en ook Nederland wordt voorgehouden. De winnaar van de Jan Hanlo Essayprijs Groot is Sana Valiulina.

Xandra Schutte | juryvoorzitter


— Jan Hanlo Essayprijs Klein 2017

'Is dromen nou alleen maar slecht?’ was het thema van de Jan Hanlo Essayprijs 2017. Hanlo liet die zin volgen door: ‘Ik meen dágdromen - men durft het woord haast niet neer te schrijven. Overdag te dromen, het mag dan niet zo geïnverteerd zijn als overdag te slapen, maar zo gezien toch kennelijk invers, pervers.’

Pervers of niet, veel van de inzenders gingen zich te buiten aan het dagdromen. Of aan dromen tout court. Dromen, ze namen een grote vlucht in de romantische literatuur, als voertuig voor het gevoelsleven en het irrationele. Ook de surrealisten lustten wel pap van de droom. Maar in het algemeen vraagt het schrijven over dromen om literair grootmeesterschap. Niets wordt snel zo particulier – en zo saai als de droom van een ander.

De jury – Marleen Rensen, Roos van Rijswijk, Stephan Sanders en ikzelf – heeft, kortom, heel wat dromen zien langskomen. In veel gevallen werd het motto van Jan Hanlo nogal letterlijk genomen. We lazen zo’n veertig ingezonden essays en hadden des te meer waardering voor essayisten die een heel eigen draai aan de droom wisten te geven. We vonden er drie uitspringen.

In alfabetisch volgorde zijn dat de volgende essays, waarbij moet worden opgemerkt dat wij de auteursnamen bij beoordeling nog niet kenden:


De waan van vrede in het park van André Keikes

Een origineel en goed geschreven essay over de lentedagen waarop de tuindeuren weer open kunnen en de buurmannen de schuurmachines weer uit de schuur halen. Keikes is geestig, spottend en soms sardonisch, bijvoorbeeld als hij het over de ‘lustklussers’ heeft. Aan het weergeven van dromen komt hij niet toe, omdat elke lust tot wegdromen op zo’n mooie lentedag ruw wordt verstoord door de geluidsoverlast van de enthousiaste klusser. Al jagen die doe-het-zelvers wel hun eigen maakbare droom na. Het essay is een sociologie van de Nederlanders in notendop. ‘Nederlanders zijn geen stilzitters.’


Ciorans disclaimer? Over spinazievreters, complottheoretici en lifestyle- nihilisten van Deru Schelhaas

Een knap en erudiet essay, waarin op een speelse manier Tolstoi, Bataille en Cioran worden opgevoerd om het te hebben over dromen over een betere wereld. Schelhaas beschrijft hoe hij als negentienjarige het gevoel uit zijn leven probeert te bannen en via de door Tolstoi geïnspireerde christenanarchisten en lifestyle-nihilisme, opgedaan bij Cioran, leert dat zonder fantasie, verbeelding en gevoel niet te leven valt. Anders word je op een dag wakker in de droom van iemand anders. 


Catfight van Coco Schrijber

Een losjes geschreven en fantasierijk essay waarin de werkelijkheid voor het gerecht wordt gedaagd. Volgt een venijnige dialoog tussen een aanklaagster en een officier van justitie, twee dames, waarin wordt bepleit dat de realiteit niet bestaat. ‘Zonder ons dromers is de werkelijkheid slecht een natte, in een hoek gegooide dweil.’ Het essay is een in originele vorm gegoten betoog dat we de realiteit slechts begrijpen dankzij de verbeelding.


Alle drie de essays zijn oorspronkelijk en licht, terwijl ze iets fundamenteels proberen te zeggen. Alle drie eigenden ze zich het motto van Hanlo op een mooie manier toe. Alle drie zijn aangenaam springerig. De jury koos uiteindelijk voor het essay dat bij die springerigheid het meest consistent is, voor het essay dat haar hardop deed lachen en dat die scherpe minisociologie bevat. De winnaar van de Jan Hanlo Essayprijs Klein is André Keikes.

Xandra Schutte | juryvoorzitter